U bent hier:

Geschiedenis van de Nederlandse Adelsvereniging

1900-1914

In de beginperiode van de NAV werd  het sociale vangnet voor behoeftige adellijke leden werd versterkt, de banden met het koninklijk huis werden aangehaald, en nieuwe initiatieven zoals de kledingbeurs werden opgezet. De nalatenschap van barones de Kempenaer in 1914 vormde een zeer aanzienlijke financiële impuls voor de vereniging.

Periode 1900-1914

In de beginperiode van de Nederlandse Adelsvereniging ( NAV) werd  het sociale vangnet voor behoeftige adellijke leden versterkt, de banden met het koninklijk huis werden aangehaald, en nieuwe initiatieven zoals de kledingbeurs werd opgezet. De nalatenschap van barones de Kempenaer in 1914 vormde een zeer aanzienlijke financiële impuls voor de vereniging.

1846-1851: Al vóór de oprichting van de Nederlandsche Adelsvereeniging  bestonden er verenigingen en fondsen voor adelsondersteuning, zoals de Vereniging van Edelen genaamd Walhalla (1846-1848) en het Fonds van Adel, opgericht in 1851 door koning Willem III. Dit fonds bestond nog steeds in 1961 en diende voor steun aan adellijke personen .

1899: Oprichting van de Nederlandsche Adelsvereeniging  

De vereniging had aanvankelijk moeite met ledenwerving en het bereiken van steunbehoevenden. In 1899 werd er door het bestuur van de vereniging kritiek geuit op een gebrek aan samenhang in de armenzorg en werd het belang van vertrouwen in bestuursleden benadrukt. Jhr Snouckaert werd betrokken bij het bestuur en pleitte voor meer tempo en vernieuwing. Bij de statutenwijziging in 1902 breidde  het fonds haar activiteiten uit tot o.a. steun aan adellijke jongelieden en mannen en vrouwen met lichamelijke of geestelijke beperkingen . 

1900: De vereniging had moeite voldoende steunbehoevenden te vinden en kon slechts een paar uitkeringen doen vanwege beperkte inkomsten. Het beschermvrouwschap van de koningin werd besproken.  In 1903 heeft koningin Wilhelmina het beschermvrouwschap aanvaard.

1900-1907: De vereniging had in die jaren een stabiele maar beperkte groei in leden en kapitaal. Er werden suggesties gedaan om meer contact met leden te onderhouden en activiteiten op provinciaal niveau te organiseren  De daartoe gemaakte plannen slaagden niet .

1908: Het bestuur kreeg een verzoek van de particulier secretaris van de koningin om advies te geven over mogelijke steun aan adellijke personen. Vanaf dat moment adviseerde de vereniging het koninklijk huis over de aanvragen tot het verkrijgen van financiële steun.

In 1908 werd op initiatief van barones van Harinxma thoe Slooten gestart met de zogenaamde Damespenning. Deze was bedoeld om financiële steun te geven aan de vereniging door middel van een collectevorming onder adellijke dames die jaarlijks een bijdrage betaalden, bijvoorbeeld f 2,50 per jaar. Het fonds was bedoeld om de kasmiddelen van de vereniging te versterken en de inkomsten te vergroten, waarmee de vereniging haar steunmogelijkheden kon uitbreiden. Het succes van de Damespenning leidde tot een aanzienlijke stijging van de inkomsten en werd in dat jaar al goed ontvangen, met een eerste afdracht van f 1250. 

1909: De particulier secretaris van de koningin, E.M.L. baron van Geen, nam regelmatig contact op met de vereniging. Koningin Wilhelmina schonk tussen 1909 en 1931 ruime bedragen aan de vereniging. Zij deed deze schenkingen vermoedelijk uit haar ‘liefde voor haar volk’ .

1911-1912: In 1911 startte J.A. barones Mackay-van Lynden een kledingbeurs voor adellijke leden, met succes . De kledingbeurs werd een structureel onderdeel van de vereniging. Het bestuur riep de leden op om kleding te doneren voor herverdeling .

Maart 1914: In maart 1914 werd een bijzondere ledenvergadering gehouden waaraan bijna 40 leden deelnamen. Deze vergadering was georganiseerd om de nalatenschap van jkvr. A.M.C. van Andringa de Kempenaer te bespreken. Deze had bij testament de vereniging f 270.000 aan effecten gelegateerd, met lijfrenten van f 4.300 per jaar. In haar testament was bepaald dat haar onroerend goed ‘Huize de Kempenaer’ moest dienen voor huisvesting van door het bestuur aangewezen personen en niet mocht worden verkocht  .

Er was in die jaren voortdurend discussie over manieren van steunverlening (zoals de oprichting van een correspondentieblad of kledingbeurs) en over het vermijden van publieke trivialiteit binnen de adellijke kringen.. 

Periode 1914-1945

In deze periode ontwikkelde de vereniging zich van een kleine, vooral ad-hoc steunverlener naar een organisatie die structurele hulp verleent, en  die haar leden ook in tijden van economische tegenslagen en crises   financieel  ondersteunt, . 

In 1914 ontving de vereniging een contributie (inclusief damespenning ) van f 5.399 en giften van f 1.965. Dit geld werd mee ingezet voor steunverlening aan verschillende personen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) groeide het aantal aanvragen voor steun en daarmee ook het bedrag aan uitkeringen. De inkomsten uit vermogen daalden door de oorlog, en de vereniging was gedwongen geld te lenen bij Huize de Kempenaer. 

Jaren 1920-1929:  Een wervingscampagne in 1920 waarbij gebruik werd gemaakt van een circulaire, leverde bijna 100 nieuwe leden op, en de Koningin doneerde in  die jaren geld ten behoeve van behoeftige adel. De vereniging kreeg veel verzoeken voor steun probeerde zo lang mogelijk hulp te geven, ook aan scholieren en studenten voor hun hele studietijd. 

Jaren 1930-1935: Door de crisis en beurskrach daalden de inkomsten uit vermogen en pachten met circa 10% en nam ook het aantal leden af terwijl het aantal steunaanvragen  toenam. De vereniging gaf steun aan personen die vaak al jaren een bijdrage wisten te ontvangen;  . Vanaf 1935 kregen bijna alle werklozen overheidssteun, waardoor particuliere steun minder relevant werd. 

Er werd ook gecorrespondeerd met Nederlands Oost Indië om  de steun aan meer leden ter plekke beter te regelen. Dit gebeurde onder leiding van de bestuursleden  jhr. mr. W.J. de Jonge en penningmeester C.S. Sixma baron van Heemstra. 

Periode 1949 - 1990 

Op 3 mei 1949, werd het vijftig jarig bestaan van de vereniging gevierd. In verband hiermee was er een "beperkte bijeenkomst" in restaurant Royal in Den Haag.  De koningin markeerde het jubileum met een gift en jhr. W.F. van Lennep doneerde f 50 .

Het jaar erop trad G.C.D. baron van Hardenbroek toe tot het bestuur. Jkvr. C.Q.L. Juckema van Burmania barones Rengers werd secretaresse, mr. C.A. baron Bentinck tot Buckhorst penningmeester en jhr. mr. J.H. de Brauw en jhr. mr. dr. W.A.J. Snouck Hurgronje traden toe tot het bestuur. E.L.M. H. baron Speyart van Woerden en jhr. mr C. Dedel zorgden voor continuïteit en werden verantwoordelijk voor de werving van nieuwe leden. Ook hadden ze oog voor de oudere en eenzame edellieden. 

1954 In 1954  steunde de vereniging 52 geslachten, waarvan 9 ook in 1914, 1924 en 1934 al steun hadden ontvangen. De vereniging hield zich naast het geven van financiële hulp bezig met advies, bemiddeling en morele steun. In dat jaar werd een bedrag vanf 37.163 aan uitkeringen verstrekt .

1956 Jonkheer Dedel vroeg hoe de toelagen zouden veranderen na de invoering van de ouderdomsrente (AOW)  en regelde via de administrateur ook huishoudelijke hulp voor ouderen .

1960 – 1961 "De Adelsvereniging is dus wel zeer gezegend geworden," aldus het jaarverslag waarin aandacht werd besteed aan het 60-jarig bestaan ., In het verslag  werd benadrukt hoe waardevol de giften en legaten waren. 

Periode 1965-1975 

Rond 1965 leek het alsof de dagen van Jhr Van Geen herleefden. De thesaurier van de koningin vroeg inlichtingen over een familie die door zowel de vereniging als het Fonds van Adel werd gesteund .

Jhr. Quarles van Ufford opperde dat men zich voor gezinnen die steun nodig hadden ook tot het Fonds van Adel kon wenden. Later vroeg de thesaurier van de koningin of het Fonds niet door de vereniging overgenomen kon worden. Dat gebeurde in 1971. Toen werd het Fonds van Adel  dat al sinds 1851 bestond geïncorporeerd in de vereniging.  Hierna bleven de thesauriers van de vragen wie in aanmerking kwamen voor een praebende uit het Von Imhoff Fonds, opgericht in 1749. Dit fonds stelde ongetrouwde dames in staat om financieel ondersteund te worden, vooral indien zij tot de familie van de stichter behoorden. 

De financiële positie van de vereniging was gezond, de vereniging had  een groot vermogen. Penningmeester jhr. D.G. de Graeff stelde voor om de uitkeringen te verhogen, maar was tevens van mening  dat er via contributie meer inkomsten moesten komen zodat het vermogen zo min mogelijk zou hoeven te worden aangesproken .

In 1974 steunde de vereniging 51 personen, en werd een bedrag van totaal f 12.055 uitgekeerd aan een meisje die daardoor succesvol haar studie medicijnen kon afronden en zo de mogelijkheid kreeg om haar ambitie waar te maken om huisarts  te worden .

De bijdrage uit de Damespenning bedroeg circa f 1550 per jaar, terwijl de vereniging in 1974  f 8.143 ontving aan contributies (inclusief Damespenning). 

1977-1980

E.L.M.H. Baron Speyart  van Woerden, actief en toegewijd bestuurslid sinds 1927, nam in 1977 afscheid van het bestuur na 50 jaar. Mr. C.A. Baron Bentinck was penningmeester van 1946 tot 1960 en voorzitter tot 1979, en werd in 1980 erelid benoemd. Het bestuur prees zijn "humane belangstelling" en "zijn objectief inzicht om tot de juiste oplossing te komen". Een van zijn laatste beslissingen was het beëindigen van de Damespenning in 1977, omdat het bestuur vond dat "het idee van de Damespenning achterhaald" was en vertrouwde erop dat dames zich "zouden aanmelden als gewoon lid" .

Mevrouw J.H.M.A. van Lawick van Pabst-Doude van Troostwijk maakte sinds 1951 deel uit van het bestuur. Toen zij in 1981 wilde aftreden werd haar gevraagd aan te blijven als adviseur vanwege haar "buitengewone" vermogen om "precies aan te voelen wat mensen nodig hadden". Dit  "invoelingsvermogen” en deze objectiviteit had was nodig om je niet mee te laten slepen door een “zielig verhaal"

Mevrouw C.C. Loudon-van Sminia, die pleitte voor een beperkte zittingsduur omdat "nieuwe zienswijzen en inbreng nodig" zijn, trad in 1988 terug als secretaris en in 1993 als bestuurslid .Zij herinnerde zich: "Wat ik belangrijk vond was ook jonge mensen weg te helpen. Een bijdrage aan de studie gaf hen de mogelijkheid de horizon te verbreden." 

1980 - 1999 

In deze periode  maakte de vereniging een fase van groei en verjonging door, financieel versterkt door giften en ledenbijdragen. De vereniging verbreedde haar steunactiviteiten, terwijl ze vasthield aan haar kernwaarden en tradities rond de adel. Jongeren werden actief betrokken via de Vereniging Jongeren van Adel( VJAN), waardoor de vereniging haar toekomst kon verzekeren. Dit alles vond plaats in een maatschappelijke context waar de adel, die formeel haar voorrechten al lang had verloren, zichzelf bleef definiëren via erfelijkheid, traditie en cultuur.

Ledenontwikkeling en initiatieven Vanaf 1980 steeg het aantal leden van de NAV gestaag, van 515 leden in 1980 tot 1008 leden aan het eind van 1999. Dit was mede mogelijk doordat in 1980 een ledenwerfactie plaatsvond die 85 nieuwe leden opleverde. Koningin Beatrix werd in datzelfde jaar beschermvrouw van de vereniging, wat bijdroeg aan het prestige en de aantrekkingskracht van de vereniging. De stijging in ledental zorgde ook voor een hogere contributieopbrengst, wat de financiële positie van de vereniging versterkte.

Financiële groei en steunverlening In financiële zin groeide het vermogen van de vereniging aanzienlijk. in 1984  groeide het vermogen met 226.000 gulden waardoor het vermogen, gecorrigeerd voor inflatie, weer op het niveau van 1976 kwam. De uitkeringen aan leden stegen eveneens, van 117.000 gulden naar 126.000 gulden. Daarmee werden ruim veertig personen financieel ondersteund. De geheimhouding rondom de financiële rapportage werd losgelaten en er kwam meer transparantie over de  beleggingsportefeuille en de vermogenssituatie van de vereniging..

Een opvallende gebeurtenis was een grote donatie in 1989 van de Beleggingsmaatschappij Lartek Ltd., gevestigd op Bermuda, waarbij na  liquidatie door deze maatschappij een bedrag van $667.500 aan de vereniging werd gedoneerd.

Verandering en verjonging binnen de vereniging Rond 1991 ontstond nieuw elan in de vereniging, doordat een groep jongeren (18-35 jaar) actiever werd.. Dit leidde tot de oprichting van de Vereniging voor Jongeren van Adel in Nederland (VJAN), wat een geformaliseerde structuur bood voor jonge adel. De leden van van  de VJAN werden ook lid van de vereniging. Hierdoor groeide het ledenaantal sterk met vooral jonge leden. De focus van de VJAN kwam te liggen op het contact met leeftijdgenoten, nationale en internationale bijeenkomsten. Ook  het idee van een sociale "huwelijksmarkt" speelde ook een rol bij de oprichting van de VJAN. Bestuurders erkenden het belang van deze verjonging en trachtten de jaarvergaderingen en lezingen aantrekkelijker te maken met sprekers als mr. F.W.B. baron van Lynden en dr. J. Aalbers, die ingingen op de positie van de adel door de eeuwen heen.

Verandering in de doelstellingen en ondersteuning De statuten van de vereniging bleven formeel ongewijzigd met betrekking tot de ondersteuning van leden, maar de invulling werd ruimer opgevat. Naast financiële steun werd ook aandacht besteed aan opleiding, studie, leer- en opvoedingsmogelijkheden. De vereniging zocht samenwerking met ridderorden zoals de Johanniter Orde en de Maltezer Orde, en begon ook projecten van deze orden financieel te ondersteunen.

Context van adel in Nederland  In de twintigste eeuw werd het algemeen kiesrecht ingevoerd en daarmee verdween de maatschappelijk gestructureerde standensamenleving met de adel aan de top. De adel bleef bestaan als een kleine minderheid (minder dan 1 op de 1000) zonder politieke macht of privileges, behoudens het voeren van titels. De adel ontleent zijn identiteit en status aan erfelijke afkomst en traditie, als lid van een "adellijk geslacht" worden waarden en cultuur behouden en doorgegeven. De historische en psychologische binding met deze traditie wordt als essentieel ervaren door leden van adellijke families.

Administratie en continuïteit De administrateur J. Blonk vervulde jarenlang een belangrijke rol in het beheer van de ledenadministratie en uitkeringsadministratie. Zijn werk droeg bij aan de continuïteit en het georganiseerd verloop binnen de vereniging, die sinds de oprichting een omvangrijke ledenadministratie kent.

1999 - en verder 

De vereniging transformeerde de afgelopen dertig jaar van een gesloten liefdadigheidsvereniging naar een moderne vereniging die, in samenwerking met internationale partners als CILANE, streeft naar het bevestigen en versterken van de maatschappelijke rol van de adel. Dit gebeurt door het versterken van een gezamenlijke identiteit, het bevorderen van onderling contact, aandacht voor jongeren en een open dialoog over de betekenis van adel vandaag. De vereniging fungeert als spreekbuis en steunpilaar voor haar leden die zich bewust zijn van hun bijzondere, maar ook soms belastende positie in de maatschappij. 

Er is sprake van een  evolutie van de vereniging van een op liefdadigheid gerichte en vaak terughoudende organisatie naar een moderne vereniging die naast de verlening van financiële steun actief streeft naar versterking van de positie en relevantie van de adel in de hedendaagse samenleving, mede door internationale samenwerking.

Historische terughoudendheid en latere openheid: In de jaren veertig en zestig was de vereniging nog terughoudend in internationale contacten en uitwisselingen met buitenlandse adelverenigingen. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat het bestuur   in 1940-1946 geen kans zag om in te gaan op verzoeken tot contact en uitwisseling, omdat de statuten van de vereniging zich alleen op liefdadigheid richtten en men het te bezwaarlijk vond om daaraan een ruimere invulling te geven . Pas in 1994 en later ging het bestuur actief deelnemen aan internationale congressen als die werden georganiseerd door CILANE, met als doel de in zichzelf ingekeerdheid te doorbreken en de contacten te vergroten . "Was het alleen dat 'de tijd rijp was' voor aansluiting bij CILANE, zoals jonkheer van Weede zei, of was het de discussie die voorafging. Het onderwerp 'de positie van de adel in de huidige samenleving' [...] werd nu ook actueel in Nederland." 

Internationaal engagement via CILANE: De vereniging is sinds 1996 volledig lid van CILANE ( Commission d’Information et de Liaison des Associations Nobles d Éurope) , de internationale vereniging van adelsverenigingen in Europa. Het lidmaatschap biedt de gelegenheid om vraagstukken van adel in een internationale context te bespreken en te werken aan een eigentijdse invulling van traditionele waarden. De coördinatie van deze internationale samenwerking versterkt de positie van de Nederlandse adel binnen dit forum "CILANE wil ertoe bijdragen dat de leden op een eigentijdse manier inhoud geven aan de traditionele ethische, morele en sociale waarden.", aldus van Weede.  

Reflectie op de betekenis van adel en maatschappelijke positie: In de jaren negentig en daarna ontstond een diepgaande discussie binnen de vereniging over wat adel nu betekent in de moderne tijd. Leden als Baron Van Lynden en Baron Van Wassenaer stelden dat de adel voort moet bouwen op wezenlijke kenmerken, fundamentele waarden en een persoonlijke erecode, waardoor er relevantie blijft door de generaties heen.

"Zolang de adel vasthoudt aan zijn wezenlijke kenmerken en zijn fundamentele waarden zal de adel voortbestaan", aldus van Lynden. "Het individu moet 'erecode en identiteitsgevoel' inhoud geven, opdat ze door de generaties heen relevant blijven."

Verandering in activiteiten en bestuursstijl: De vereniging heeft zich ontwikkeld  van een zuiver liefdadigheidsvereniging naar een organisatie die ook immateriële steun biedt, door leden betrokken te maken bij bestuurlijke activiteiten en het bevorderen van onderling contact en saamhorigheid. Het bestuur kenmerkt zich door een goede verstandhouding en snelle besluitvorming, met aandacht voor een evenwichtige vertegenwoordiging van verschillende geloofsgroepen . "De saamhorigheid in het bestuur heeft mevrouw Van Verschuer het meest getroffen. 'We hebben altijd een reuze goede verstandhouding gehad...'"  "Met elkaar kan je ervoor zorgen dat we ons ondersteunend werk goed doen, door het hele land." 

De sociale functie en uitstraling van de vereniging: Het contact tussen leden wordt als belangrijk en ontspannend ervaren, vooral omdat de achtergrond en waarden vanzelfsprekend zijn bij de bij de vereniging aangesloten leden die als minderheid wordt gezien in de maatschappij. De vereniging ziet zichzelf als de enige spreekbuis en steun voor de adel in Nederland .

"De adel heeft alle kenmerken van een minderheidsgroep: je wordt erop aangekeken ... het kan ontspannend werken als je elkaar ziet. Je hoeft dan niets uit te leggen: je achtergrond is vanzelfsprekend."..."Als er voor de adel gesproken moet worden, is de vereniging ook de enig mogelijke spreekbuis. Steun? Vanzelfsprekend, aldus Van der Hoog - de Brauw." 

Investeren in de toekomst door jongeren: De toetreding van jongeren heeft de vereniging een krachtige impuls gegeven, hetgeen terug te zien is in het organiseren van lezingen en activiteiten die aansluiten bij thema's die voor hen relevant zijn . Dit sluit aan bij de wens om de plaats van de adel in de maatschappij te bevestigen, te versterken en op een eigentijdse wijze vorm te geven .